– de drie posities: attached, detached, contactpositie
– strategisch, teruggetrokken, authentieke zelf
Als mensen kunnen wij ergens zijn, maar er tegelijkertijd ook helemaal niet zijn. Op een bepaald moment, in een bepaalde situatie kunnen we in mindere of meerdere mate echt aanwezig of present zijn.
We kunnen ergens fysiek aanwezig zijn, maar dat hoeft zeker niet te betekenen dat we er ook echt zijn. De ander kan ons wel zien, maar we zijn misschien niet echt bereikbaar. De ander kan ons dan niet echt ontmoeten. Op een of andere manier laten we ons niet kennen in de letterlijke zin van dat woord. We gaan het contact niet echt aan en er vindt geen of nauwelijks wisselwerking plaats.
Wat is dat toch in ons dat minder of meer aanwezig kan zijn? Wat is dit voor mysterieus iets? Het is de moeite waard om hierover te mijmeren, te contempleren.
Present-zijn vraagt dat je beschikbaar bent en dat je de vrijheid voelt om jezelf te laten zien, je te uiten, ruimte in te nemen, en de moed hebt om waarachtig te zijn. In het ideale geval beschik je over de mogelijkheid van vrije expressie.
Aan de andere kant is beschikbaarheid voor ‘impressie’ nodig en mogelijk voor wie echt present is. Dan gaat het erom open te zijn, zonder terughouding geïnteresseerd in de ander of het andere, toegankelijk, ontvankelijk en raakbaar, in staat tot afstemming.
Zowel volledige expressie als impressie zijn beide evenzeer mogelijk als we echt aanwezig of present zijn. We zijn wakker als we present zijn, en flexibel. Presentie gaat gepaard met een actieve, heldere staat van zijn en soepele afstemming.
Zoals we als mensen minder aanwezig kunnen zijn dan mogelijk, zo kunnen we als mensen ook over-aanwezig zijn. We kunnen overmatig veel ruimte innemen en daarmee, voor het gevoel van anderen, hun de mogelijkheid tot presentie, tot expressie en wisselwerking ontnemen. Zij voelen zich dan gedwongen ons te verdragen, ons tot zich te nemen, ons te slikken, wat niet prettig is. In dat geval is de mogelijkheid van expressie en van impressie binnen de persoon niet in balans.
Vanuit dat perspectief vraagt presentie een zekere mate van nederigheid en van bescheidenheid. Met de neiging tot over-aanwezigheid maken we het de ander misschien wel even moeilijk om met ons in contact te zijn als met onder-aanwezigheid of geestelijke afwezigheid. Eigenlijk zijn beide manieren van niet-present-zijn.
Wanneer mensen met elkaar op een relaxte manier present zijn, is er echt contact mogelijk. Echt contact met iemand is erg prettig. Daarom is het waardevol om je presentiestijl te onderzoeken. Het is behulpzaam om na te gaan bij wie en waardoor je je presentie en de mogelijkheid tot echt contact verliest en bij welke mensen of onder welke omstandigheden het gemakkelijk voor je is om present te blijven.
Bij presentie gaat het om het gegeven dat het Zijn of het Leven zich in een unieke, persoonlijke vorm vertaalt en zijn bijzonderheid op die manier laat zien en vooral ook wil laten zien. Het Zijn of het Leven wil dat, maar het is daarbij volledig afhankelijk van onze keuze om die wens te ondersteunen. Het is ervan afhankelijk of wij het leven willen leven en willen leren aanwezig te zijn als de persoonlijke, authentieke, open persoon die we eigenlijk zijn. Het gaat erom of we daar al dan niet werk van willen maken. Zijnsoriëntatie is bedoeld voor mensen die daarvoor kiezen en op zoek zijn naar inzichten in dit verband en hulpmiddelen om het groeiproces naar presentie te ondersteunen.
Presentie vraagt de bereidheid en de mogelijkheid om aanwezig te zijn en om werkelijk iemand te zijn. Evenzeer en tegelijkertijd vraagt het de bereidheid om er niet te zijn, om niemand te zijn. Hoe paradoxaal beide aspecten van presentie ook lijken te zijn, ze zijn beide tegelijkertijd nodig en mogelijk. Zij sluiten elkaar, wonderlijk genoeg misschien, volstrekt niet uit.
Door als het ware vacuüm te zijn, kunnen we ruimte bieden aan en op een open manier uitnodigend zijn voor de ander of het andere. Tegelijkertijd is er beschikbaarheid, waarachtigheid, bereidheid om tevoorschijn te komen en om zichtbaar te zijn.
Op die manier kan een gesprek tussen twee presente mensen een steeds wisselend ritme hebben van volledig luisteren en van volledig spreken. Het volledige spreken van de een gaat samen met de uitnodigende stilte, ontvankelijkheid en ruimte van de ander. Wat gezegd wordt, wordt dan minstens zoveel bepaald door de luisteraar als door de spreker.
Eigenlijk is het dan het Zijn, presentie zelf, die spreekt, die bepalend is en die de personen overstijgt. Dan spreken we van Zijnscommunicatie.
Dit werkelijk aanwezig zijn, is iets waar we in kunnen groeien. Groeien in werkelijk aanwezig zijn en in aanwezig kunnen blijven, en dat onafhankelijk van de omstandigheden. Groeien in onafhankelijkheid van de vorm van presentie van anderen is een belangrijk doel van het zijnsgeoriënteerde werk. De mogelijkheid vanuit de rust en de diepte van onszelf uitdrukking te kunnen geven aan onszelf is een groot goed. Het bepaalt hoezeer we van betekenis kunnen zijn voor een ander, hoezeer we ertoe doen en gerespecteerd worden.
Werkelijk aanwezig zijn betekent van moment tot moment het leven werkelijk leven, aangaan en beleven. Daar is regelmatig moed voor nodig en het betekent dat we moeten kiezen. We krijgen het leven, maar desalniettemin is het nodig dat we ons aan het leven geven, steeds weer precies zoals het zich aandient. Het leven stelt ons ieder moment voor die keuze. Het gaat er steeds om of we ergens bij willen blijven of we voelend aanwezig willen zijn en daar werk van willen maken. Het leven heeft onze bewuste keuze voor het leven nodig en dat in zijn algemeenheid, maar ook concreet in ieder moment.
Ooit hebben we onszelf als levend wezen aangetroffen in het leven. Lange tijd hebben we misschien met het leven, zoals het zich innerlijk en uiterlijk voordeed, onderhandeld. Vroeg of laat komt hopelijk het moment dat we begrijpen dat het nodig is te kiezen het leven echt aan te gaan. Dat we er, ondanks de moeilijkheden, voor gaan en wel voor de volle honderd procent. Dat is voorwaarde om het volle, geïnspireerde leven te leren kennen.
Het is de moeite waard om te onderzoeken wat ons verhinderd het leven volledig te leven. We kunnen onderzoeken op welke gebieden of in welke opzichten we kunnen groeien om er meer te zijn voor onszelf en voor de ander die op ons pad komt. Hoe kunnen we meer mens worden, dat is de vraag die we ons kunnen stellen. Welke vorm van mens-zijn willen we eigenlijk leven? Blijven we amateur of willen we levenstopsport bedrijven, willen we als levensprofessional of als levensamateur door het leven? Hoe staat het met onze bereidheid om te trainen en ons te laten coachen, kun je je afvragen. Dat is immers nodig bij topsport.
Ieder mens kun je zien als een zeer sensitieve, unieke expressie van leven. Het is dat wat een mens persoonlijk maakt en wat ieder mens anders maakt. Het is dat persoonlijke dat maakt dat ieder mens respect verdient voor wie hij of zij is en wel los van wat hij zij doet of presteert. Dat heel persoonlijke is wat ieder mens bijzonder, interessant en aantrekkelijk maakt, al is er in bijna ieder van ons wel een deel dat dat heel moeilijk van onszelf kan geloven.
Om bijzonder te zijn, hoef je in de ogen van anderen helemaal niet bijzonder te zijn. Je bent immers per definitie bijzonder. Toch vraagt het nogal wat moed om dat wat wij je individualiteit noemen, dat persoonlijke, dat unieke, dat wat gevoelig is voor de mate van respect waarmee het wordt benaderd, helemaal te leven. Mensen verschillen in de mate waarin zij hun individualiteit tot uitdrukking kunnen en durven brengen.
Wanneer iemand zijn of haar individualiteit jegens jou leeft en zichzelf in zijn of haar kwetsbare vorm laat zien, raakt dat je hart. Als je dat meemaakt, ontroert je dat. Iemand geeft zich dan en je weet dat dat iets van hem of haar vraagt.
Het is dat persoonlijke wat gegeven wordt, dat je ontroert. Iemand geeft je dan vertrouwen, ondanks de tendens om dat wat kwetsbaar is, wat als jezelf ervaren wordt, te beschermen. Wanneer iemand dat bij jou of in de groep waar je deel van uitmaakt, aandurft en aan wil gaan, ervaar je dat als bijzonder. Degene die dat doet, geeft op zo’n moment natuurlijk ook zichzelf iets belangrijks. Die persoon geeft dan behalve de ander juist en vooral zichzelf vertrouwen, waaruit als vanzelf een basis van natuurlijk zelfvertrouwen en ruimte voor het ook voor hem of haar intieme en gevoelige ontstaat.
Onze individualiteit kun je op grond daarvan omschrijven als dat heel persoonlijke en authentieke in ons wat wacht op onze bereidheid ons ermee te identificeren, om zich dan als ons ware zelf aan de wereld te vertonen. Het is ons ware zelf, onze ware identiteit, ons authentieke zelf. Het is onze geheel persoonlijke, unieke, natuurlijke vorm, die dan zichtbaar wordt voor anderen. Het is dat in ons waarvan we vaak het moeilijkst kunnen geloven dat het welkom is in de wereld. Het is dat waarvan we geneigd zijn om het juist niet te laten zien, omdat het kwetsbaar is en we tegen de wereld willen beschermen.
The Pearl beyond Price noemt Almaas, een van de belangrijkste leraren op het gebied van de combineerde toepassing van psychologische en spirituele inzichten, de unieke expressie van het leven, die ieder mens is. Het is het kostbaarste waarover we beschikken, of beter: wat we eigenlijk zijn. Het is dat in ons wat we vanwege onze slechte ervaringen met de bejegening ervan, geneigd zijn niet te laten zien en de wereld of de ander juist te onthouden. Het is dat wat we een vorm geven waarvan we denken dat deze succesvol is in de wereld en daardoor zijn authenticiteit verliest.
Het pijnlijke daarbij is dat we juist om de verwonding die we opgelopen hebben doordat onze vanzelfsprekende, natuurlijke manifestatie in bepaalde opzichten niet welkom leek, vaak proberen te helen door ons aan te passen en een vorm aan te nemen die wel welkom is. Helaas werkt dit averechts.
Waar het lukt je individualiteit te leven, hoe kwetsbaar en bloot dat ook kan voelen, geeft dat heel veel levensvreugde en heel veel energie. Die energie is het gevolg van het feit dat we onszelf de ruimte geven, dat we bereid zijn te geloven in onszelf en ons niet laten bepalen door onze ideeën over de mate waarin onze eigenheid bij de ander welkom is. Waar we ons van onze eigenheid distantiëren, kost dat veel levensvreugde en veel energie. In het extreme geval leidt deze tendens tot depressie.
In de reguliere psychologie en psychiatrie wordt de unieke, vrije, karakteristieke vorm die iemand leeft de persoonlijkheid genoemd. En hoe uniek die vorm ook is, al zolang als er psychologie wordt bedreven, worden er pogingen gedaan om de persoonlijkheden van mensen in categorieën in te delen. Dat geldt ook voor persoonlijkheidsproblemen, die natuurlijk uiteindelijk ook allemaal uniek zijn.
Waar het iemand in ernstige mate niet lukt die unieke, vrije, gezonde vorm te leven en iemand daardoor ernstig beperkt wordt, spreekt men van een persoonlijkheidsstoornis. Ook persoonlijkheidsstoornissen probeert men voortdurend in categorieën onder te brengen. De bekendste en meest gebruikte indeling daarvan is de DSM (Diagnostic and Statistical Manual (of mental disorders).
Dat wat we onze persoonlijkheid noemen, wordt – anders dan in de reguliere sector – in de alternatieve literatuur meestal als de heel persoonlijke manier gezien waarop iemand zijn of haar individualiteit niet leeft. Het wordt dan gezien als de manier waarop we ons niet echt kenbaar (kunnen) maken aan de ander. Door de persoonlijkheid kunnen we de ander en de wereld niet zien en ontmoeten zoals die werkelijk is.
De persoonlijkheid is in dit jargon de (niet-authentieke) vorm die we onze natuurlijke expressie hebben gegeven om onszelf te beschermen tegen de buitenwereld. Het is een vorm die in hoge mate het resultaat is van het geheel van ervaringen van teleurstelling in relatie met anderen. Die ervaringen hebben onze vorm gekleurd en deze is daardoor geconditioneerd. Het zelf dat daardoor is gevormd wordt daarom wel het historische, het geconditioneerde, het valse zelf of ego genoemd, en dat in tegenstelling tot het ware, het oorspronkelijke of het vrije zelf. Dat bijvoorbeeld onze fietsvaardigheid gelukkig evenzeer geconditioneerd is en daardoor vanzelfsprekend is, wordt in dit kader buiten beschouwing gelaten.
Het zijnsgeoriënteerde werk is bedoeld om de macht van dat deel van de persoonlijkheid te verminderen dat door pijnlijke ervaringen in het verleden is gevormd en ons te helpen om in toenemende mate onze vrije vorm in relatie met anderen te leven. We kunnen daardoor meer in het nu zijn en hoeven minder bepaald te worden door onze projecties van ons verleden op het heden. We kunnen daardoor geleidelijk de deur van het leven wat verder openen dan op de kier die velen van ons gewend zijn.
Ook de persoon die zichzelf bevrijd heeft, blijft een uniek wezen. Ook grote spirituele leraren als de Dalai Lama en Thich Nhat Hanh zijn unieke wezens. Het woord individualiteit verwijst dan naar de geheel unieke constellatie van zijnskwaliteiten die via een bepaalde persoon in hun mooiste vorm bij uitstek en regelmatig gemanifesteerd wordt. Als in het boeddhisme gezegd wordt dat de dalai lama de manifestatie van compassie is, dan is het dat wat ze daarmee bedoelen. Almaas noemt dat persoonlijke essentie. Je zou het ook als Persoonlijkheid met een hoofdletter kunnen schrijven. Het is wat wij individualiteit noemen.
Kenmerkend voor alle levende wezens is dat zij voelende wezens zijn. Voelend zijn en levend zijn is bijna hetzelfde. Voelend zijn betekent dat we raakbaar zijn. Voelend willen leven is bereid zijn om op allerlei manieren geraakt te worden: op prettige maar ook op onprettige manieren. Het een kan niet zonder het ander.
Kiezen voor een pad van zelfbevrijding en zelfrealisatie betekent dat we onze sensitiviteit steeds minder willen dimmen. Er écht willen zijn betekent immers écht willen ervaren. Eerst ervaren, dan doen.
De kans op pijnlijke ervaringen is voor ons geen reden onze gevoeligheid te beperken. Niet dat we pijn opzoeken, maar we zijn bereid geleidelijk onze comfortzone te verlaten en werkelijk voelend aanwezig te zijn, en daarmee het risico te nemen pijnlijk geraakt te worden. Wanneer we dat doen brengen we ons in de contactpositie.
Vanuit de contactpositie openen we ons in de eerste plaats voor en naar onszelf. We openen ons voor alles wat we daar aantreffen. Tegenover de ander gaan we, als dat aan de orde is, het contact met de ander over wat zich voordoet aan.
In de contact positie laten we onszelf zien. We zijn ontvankelijk en raakbaar, en bereid ons ware zelf, ondanks een instinctieve terughoudendheid, al dan niet met woorden aan de ander of anderen kenbaar te maken. Het is duidelijk dat dit vaak veel moed vergt en daarmee de kans biedt om werkelijk mens te zijn.
Naast de contactpositie beschrijven we hier de detached en de attached positie als manieren om niet of minder in contact te zijn met onszelf en met een ander.
Er is een diep verlangen in ons om onze individualiteit te leven. Onze ziel, de poort voor en naar het Zijn, roept ons en wil buitengewoon graag geleefd, gezien en herkend worden. Niet gezien worden doet pijn. Vooral als we zelf degenen zijn die ons onzichtbaar maken en houden, en dat is wat we vaak ongemerkt doen. We staan dan in de wachtstand en wachten tot we welkom zijn en ons uitgenodigd voelen.
Zoals we weten, is er nog een ander fundamenteel verlangen in ons, en dat is toebehoren, samenzijn, wij zijn. De tegenstrijdigheid van deze twee fundamentele verlangens vormt de basis voor het fundamentele innerlijke loyaliteitsconflict. Vrede en volkomenheid zijn er pas als we zowel onze individualiteit als onze socialiteit volledig leven.
De detached stijl kun je zien als een teruggetrokken stijl van leven, die we minstens bij momenten allemaal kennen. Detached, wat letterlijk onthecht betekent, is een manier van uit het contact gaan, waarbij we ons minder of meer onzichtbaar maken en onze presentie beperken.
Het gaat vaak gepaard met een ineengedrongen of ingezakte houding. Als we al contact maken, doen we dat op een afstandelijke, meer of minder onverschillige of onkwetsbare manier.
In de detached positie onderdrukken we onze behoefte aan verbinding en leven we onze socialiteit niet. Het kan betekenen dat we ons letterlijk isoleren om daarmee onze individualiteit te beschermen. Helaas betekent dat dat we ook zelf de verbinding met ons wezen verliezen en vervreemd raken van onszelf.
Niet alle mensen zijn even relatiegericht. Vooral liefdesmensen, zoals wij die noemen, die erg relatiegericht zijn kunnen slecht uit de voeten met de detached-heid van een ander. Liefdesmensen zijn sterk afhankelijk van het ervaren van verbinding en gaan zich gemakkelijk schuldig voelen als de ander zich terugtrekt, waar die ander dan meestal onbewust gebruik van maakt om invloed uit te oefenen op die ander. Detached-heid van een ander kan dus een ramp betekenen voor liefdesmensen en een machtsinstrument zijn voor wat wij waarheidsmensen noemen die eerder gehecht zijn aan hun onafhankelijkheid. Vooral depressie gaat vaak gepaard met detached-heid.
Attached betekent gehecht. Het begrip attached zoals we dat in de zijnsoriëntatie gebruiken, verwijst naar de gehechte levensstijl of naar de momenten waarop we vanuit die stijl leven. Attachment is gebaseerd op wantrouwen tegenover of onbekendheid met natuurlijke verbinding, met de contactpositie.
Vanuit een attached positie proberen we ofwel met grote nadruk iets in de wacht te slepen ofwel met grote nadruk iets buiten ons te houden. Zoals detachment richting depressie gaat, zo gaat attachment meer richting agressie. Attached zijn we als het ware over-aanwezig. Alles is erg belangrijk en krijgt heel veel nadruk.
Iemand in de attached positie zit meestal op het puntje van zijn stoel. Hij of zij is zo aanwezig en druk met zichzelf over te brengen dat hij of zij daardoor onbereikbaar is en dus niet echt in contact is met de ander. In de attached positie is iemand in dezelfde mate uit contact als in de detached positie, al ziet het er heel anders uit.
Fysieke manifestatie van de drie posities en onderlinge wisselwerking
De attached, detached en contactpositie zijn begrippen die uitdrukking geven aan een bepaalde geesteshouding. Deze geesteshouding gaat vaak samen met een bepaalde fysieke houding.
In de typische attached positie zit iemand, zoals gezegd, op het puntje van haar of zijn stoel en heeft het hoofd zover mogelijk naar voren, gericht op de ander.
In de typische detached positie neemt iemand zoveel mogelijk afstand van de ander, zit zij of hij meestal met het hoofd enigszins gebogen, een beetje in elkaar gezakt en zal zij of hij vaak vermijden om de ander aan te kijken.
De derde positie is de contactpositie, waarbij iemand ontspannen rechtop zit, oogcontact maakt, zelfrespect uitstraalt. Deze positie wordt ook wel de middenpositie genoemd.
Als je deze fysieke posities kent, kun je bij jezelf en anderen herkennen welke geesteshouding iemand heeft. Omgekeerd is het zo dat er door een bepaalde fysieke houding aan te nemen, vaak als vanzelf de bijbehorende geesteshouding ontstaat.
Het is niet eenvoudig om emotioneel attached te zijn in een detached fysieke positie en omgekeerd. Met onze lichaamshouding hebben we dus invloed op onze emotionele staat. We kunnen beter met onszelf en met ieder ander omgaan vanuit de contactpositie, die vanuit de fysieke invalshoek ook wel middenpositie wordt genoemd, dan van uit de andere twee posities.
Posities van deelnemers aan gesprekken hebben invloed op elkaar. Een contactpositie van de een nodigt uit tot een contactpositie van de ander. Een detached positie van de een kan gemakkelijk leiden tot een even detached positie, maar ook tot een zeer attached positie van de ander. Een attached positie van je gesprekspartner nodigt uit om ook een attached positie in te nemen en kan minder gemakkelijk overigens tot een detached positie van de ander leiden.
Het is ook om deze reden zeer nuttig om deze posities te herkennen en jezelf of anderen in hun contact met anderen beter te begrijpen.
Mensen verschillen er in welke van de drie posities ze vaak aannemen. Daarom is het goed om te weten wat je voorkeursstijl is en daarover eventueel feedback te vragen.Ook is het nuttig om te weten wat voor jou een gemakkelijk aanleiding is om of in de detached of in attached positie of juist in de vrije contactpositie terecht te komen.
Langere periodes van de detached of van de attached positie wisselen zich heel vaak af met korte periodes van de omgekeerde positie. Ook dat is interessant om bij jezelf of anderen na te gaan.
Er was een tijd dat psychologen dachten dat het er bij kinderen vooral om ging om los te komen van de ouders, om separatie. Vooral voor de vroegere psychoanalytici was het afstand nemen van de ouders door het kind en omgekeerd het afstand nemen van het kind door de ouders een centraal thema. Het ging hun dus om onthechting, omdat men kennelijk veronderstelde dat hechting en de tendens tot een te grote hechting de gebruikelijke gang van zaken was. Separatie werd gezien als de remedie tegen vanzelfsprekende symbiose, waarbij symbiose als een ongezonde, te hechte verbinding werd beschouwd. Ook voor de psychoanalyticus was het in zijn begeleidingstaak vooral belangrijk, zo dacht men in die tijd, om afstand te houden. Het ging hem of haar vooral om distantie.
Separatie hangt samen met individuatie. Individuatie betreft het vermogen op eigen benen te staan en om je eigenheid, je individualiteit te leven. Bij kinderen is er in het gezonde geval een natuurlijke individuatietendens. Vanuit een spiritueel perspectief gaat het bij individuatie om het proces dat zich bij iemand voordoet van groeiende, natuurlijke, persoonlijke uitdrukking van het Zijn wat iemand al dan niet kan aangaan. Individuatie is vanuit dat perspectief een zuiveringsproces van de relatie met de ander, waarbij de ander steeds minder een object is en steeds meer een subject mag zijn. Daar kun je je leven lang in groeien.
Latere psychoanalytici stelden dat juist de manier waarop en de mate waarin kinderen en ouders aan elkaar gehecht waren van cruciaal belang is. Je kunt volgens hen als kind al dan niet veilig gehecht zijn en dat gegeven is cruciaal voor hoe je ook als volwassene relaties beleeft en relaties kunt onderhouden. In onze termen gaat het dan om het vermogen tot verbinding, tot samenzijn, tot associatie, in tegenstelling tot individuatie.
Wat de hechtingstheoretici goed gezien hebben, is dat het voor een kind van levensbelang is dat er een mens is die zich echt met haar of hem verbindt. Voeding en dergelijke, hoe belangrijk ook, zijn niet voldoende.
In deze theorieën wordt het woord liefde niet gebruikt. Men gebruikt alleen het woord hechting, dat ook in de biologie voor de verbinding tussen dieren wordt gebruikt. (Het begrip liefde is überhaupt nogal taboe in de moderne psychologie.)
Toch is het karakter van de verbinding erg belangrijk. Hoe meer de verbinding van een ouder met een kind immers de vorm van belangeloze liefde heeft, en hoe minder die het karakter van emotionele noodzaak en emotioneel belang (symbiose) heeft, des te beter zal het kind tot bloei komen en zich op zijn gemak voelen in de wereld. Wanneer er sprake is van liefde communiceert een ouder vertrouwen en plezier naar het kind en voelt het kind zich tegelijkertijd verbonden en vrij om zichzelf te zijn.
Wat nog maar weinig gezien wordt, is dat beide psychoanalytische scholen in zekere zin gelijk hebben. Beide aspecten zijn in gelijke mate en tegelijkertijd belangrijk: separatie én hechting, individuatie én associatie. Separatie of onthechting en hechting of associatie lijken tegenstrijdige tendensen, maar hebben elkaar in feite nodig. Als er geen verbinding is, kan er eigenlijk ook geen sprake van separatie zijn. Dan is er sprake van verwijdering of verwaarlozing.
Separatie of differentiatie vraagt dat ouder en kind elkaar loslaten. Dan moet er om te beginnen wel iets los te laten zijn. Er moet verbinding zijn, wil er iets los te laten zijn. Loslaten wil ook niet zeggen dat de verbinding wordt beëindigd. Het tegendeel is eerder het geval. Door separatie wordt steeds meer echte, schone en liefdevolle verbinding mogelijk.
Onze definitie van loslaten is: het transformeren van hechting in liefde. Daarmee gebruiken we de woorden hechting en onthechting vooral in hun spirituele betekenis.
Er is in relaties een ontwikkeling mogelijk waarbij het onderlinge emotionele belang dankzij een proces van loslaten afneemt, waardoor er meer ruimte ontstaat voor meer belangeloze liefde. Een relatie gebaseerd op hechting is meer een emotionele gebruiks-relatie dan een liefdes-relatie.
Relaties beginnen overigens bijna per definitie als gedeelde gebruiksrelaties. Naarmate iemand in een relatie in staat is meer verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, de ander kan loslaten en kan ontslaan van het voldoen aan verwachtingen, en tegelijkertijd kan groeien in verbinding, ontwikkelt die zich tot een liefdesrelatie. Dat kan flinke uitdagingen met zich meebrengen.
Bij relaties gaat het dus zowel om loslaten als om het vermogen zich te verbinden en zich te committeren. Voor veel mensen is separatie bedreigend, voor anderen is verbinding bedreigend. Verbinding kan voelen als het opgeven van vrijheid en van de mogelijkheid van persoonlijke ontwikkeling en individuatie.
In onze definitie van een liefdesrelatie gaat het om een relatie waarbij tegelijkertijd sprake is van een gezonde separatie en individuatie als van associatie, en waarbij dus zowel de autonomie van de deelhebbers als hun gezamenlijkheid gelijktijdig floreren.
Normaal gesproken zorgen de individualiteit en het anders-zijn voor de passie, en het vermogen tot hetzelfde zijn, verwantschap en het soulmate-gevoel voor de verbinding.
In die zin is het woord relatie een even magische term als het woord presentie. Zoals een persoon minder of meer present kan zijn, zo kan er ook meer of minder relatie tussen mensen zijn. Zoals we kunnen groeien in presentie, in het vermogen om aanwezig te zijn, zo kunnen we groeien in relationeel vermogen en dus in het vermogen om echt een relatie met anderen te hebben.
Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de manier waarop wij al direct vanaf onze geboorte bejegend en ontmoet worden van invloed is op onze staat van zijn. Direct vanaf onze geboorte zijn we expressieve en op communicatie ingestelde wezens en lijken we een receptieve en evenzeer communicatieve omgeving te veronderstellen, die bereid en in staat is onze expressie te begrijpen en te beantwoorden. Al heel jong zijn we daarbij gevoelig voor wat in onze omgeving welkom is en wat niet.
Het schijnt zo te zijn dat heel jonge baby’s zich al kunnen schamen. Dat wil zoveel zeggen als, ondanks jezelf, tegen je wil, gedrag vertonen waarvan je het gevoel hebt dat de ander daar afwijzend, in ieder geval niet verwelkomend, tegenover staat. Je gaat je schamen als je eigenheid niet welkom lijkt en het je niet lukt om de vorm aan te nemen die je denkt dat een voor jou belangrijke ander van je vraagt om met jou op een ontvankelijke manier in relatie te willen zijn.
Wat er bij mens of dier aan gedrag en expressie welkom is bij de omgeving, wordt bekrachtigd en blijft daardoor in stand. Wat niet welkom is of lijkt, verdwijnt of trekt zich terug. Dat is een bekend principe uit de gedragspsychologie.
Vermoedelijk boeten velen van ons al vanaf heel jong in aan authenticiteit. Voor het leven van onze authenticiteit zijn we afhankelijk van de mate waarin onze ouders en verzorgers onze authenticiteit uitnodigen en stimuleren en dus van de mate waarin zij hun authenticiteit leven en gegrond zijn in zichzelf. In de mate dat zij emotioneel afhankelijk zijn van bepaald gedrag van onze kant en dat gedrag eenzijdig stimuleren zullen we minder authentiek onszelf kunnen en durven zijn.
Onze gevoeligheid voor de manier waarop onze omgeving ons bejegent, respecteert en al dan niet verwelkomt, leidt ertoe dat we de omgeving dát laten zien wat de omgeving op prijs stelt. Dat aan de omgeving aangepaste of naar de omgeving gemodelleerde zelf in ons noemen we het strategisch zelf.
In dezelfde mate waarin er een strategisch zelf is, is er ook een teruggetrokken zelf. Dat is het deel van het authentieke zelf dat verondersteld wordt niet welkom te zijn, dat zich terugtrekt uit de wereld en dat zich ook aan onszelf onttrekt.
In dit drie-zelvenmodel wordt er dus van uitgegaan dat er bij geen enkel mens sprake meer is van een volledig authentiek, vrij, creatief zelf. Bij ieder mens is er een zekere mate van splitsing tussen een strategisch en een teruggetrokken zelf, en die splitsing bepaalt dus iemands uitdaging tot authenticiteit op het pad van zelfbevrijding.
De splitsing tussen het teruggetrokken en het strategische zelf kun je zien als een manier om het loyaliteitsconflict tussen het sociale en het individuele zelf op te lossen. De strategische vorm is een oneigenlijke aanpassing aan de omgeving. Het is onze poging om een ‘ideale ander’ voor de ander te zijn en om daarmee de verbinding, de socialiteit, veilig te stellen. We kunnen echter eigenlijk niet om ons individuele zelf heen. Het enige wat kan, is dat het individuele zelf zich terugtrekt en een, voor onszelf en anderen, geheim leven gaat leiden.
De splitsing tussen het strategische en het teruggetrokken zelf doet zich ook fysiek voor. Meestal is het deel van ons lichaam boven het middenrif geïdentificeerd met het strategische zelf. Het deel onder het middenrif is geïdentificeerd met het teruggetrokken zelf. Via de spanning in het middenrif maakt zich het conflict tussen het strategisch en het teruggetrokken zelf vaak kenbaar.
Het helpt om drie vormen van een strategisch zelf en een bijbehorend teruggetrokken zelf te onderscheiden.
Het kan zo zijn dat een kind er – om wat voor reden dan ook – niet voor kiest de eigenheid te leven, maar zoveel mogelijk de vorm aanneemt die de omgeving (ouders) wenselijk vindt. Het kan het kind dan gaan om veiligheid. Het kan ook gaan om loyaliteit aan de omgeving. Die aanpassing is in ieder geval wat er zich voordoet bij wat we liefdesmensen noemen. Daar heerst een sterke kracht de individualiteit niet te laten zien en een de ander tegemoetkomende vorm aan te nemen.
Bij een tweede vorm van splitsing zien we dat er sprake is van pseudo-individualiteit of pseudo-authenticiteit. Daar wordt anders dan hierboven wel een persoonlijke vorm getoond, en wel een waarmee men de aandacht van de buitenwereld op zich denkt te vestigen. Maar omdat deze vorm niet oorspronkelijk is, voelt het kind zich kwetsbaar. Dan is er veel behoefte aan aandacht en support voor deze oneigenlijke, niet authentieke vorm. Dan is er dus eigenlijk een heel kwetsbaar authentiek zelf dat zich probeert te schragen door de aandacht van de buitenwereld op zich te vestigen. Het kan handig zijn binnen deze vorm twee varianten te onderscheiden, en wel de meer kameleontische strategische vorm aan de ene kant, en de vorm waarbij een meer vaststaand imago wordt beoogd aan de andere kant. Beide vormen zien we eerder bij wat we ‘waarheidsmensen’ noemen.
Een andere vorm die zich vooral bij waarheidsmensen voordoet, is die waarbij het strategische zelf meer een reactief karakter heeft. Dan is er veel strijd en veel boosheid en voelt men zich onbegrepen. Gedrag is dan geen vrij en creatief antwoord op de ander, vanuit en in verbinding met die ander. Gedrag wordt dan eerder een zich afzetten tegen de ander op grond van de impliciete veronderstelling dat de individualiteit niet geaccepteerd wordt en bevochten moet worden.
Bij liefdesmensen is het verlangen naar het leven van de individualiteit opgesloten in het teruggetrokken zelf. Waarheidsmensen zijn eerder vervreemd van hun verlangen naar verbinding dat zich teruggetrokken heeft in het teruggetrokken zelf. Vooral de reactieve vorm van het strategische zelf kan een innerlijke reactie zijn op de sterke symbiotische tendens van het bijbehorende teruggetrokken zelf en daarmee van zelfbehoud.
Bij de meeste mensen is er sprake van een vrij vaste vorm van splitsing waarbij er sprake is van een duurzame aandachtmijdende of een (positieve of negatieve) aandachtzoekende strategische stijl. Bij sommige mensen kunnen deze stijlen elkaar afhankelijk van de omstandigheden gemakkelijk afwisselen. Voor de omgeving van deze mensen is dat vaak moeilijk of spannend, omdat men dan onvoorspelbaar, misschien onbetrouwbaar of onberekenbaar lijkt te zijn.
Een van de manieren om de doelstelling van het zijnsgeoriënteerde werk te formuleren is dat het erom gaat de innerlijke splitsing tussen ons strategische zelf en ons teruggetrokken zelf ongedaan te maken. Het gaat om het afleggen van onze maskers en het werkelijk laten zien of geven van ons ware zelf. Dan vindt de transformatie naar een authentiek zelf plaats, dat volledig waarachtig aanwezig, present is, zelfs in situaties waarbij de omgeving daar niet direct blij mee is.
Wanneer in het werk bij iemand de splitsing in een strategisch en een teruggetrokken zelf in beeld komt, is dat meestal tegelijkertijd een pijnlijke en verblijdende ervaring voor die persoon. Pijnlijk is het te ervaren dat we in het ene liefdesmensengeval vanwege onze relatiebehoefte en relatiezekerheid ons individuele zelf hebben losgelaten, in het andere waarheidsmensengeval ten behoeve van onze individualiteit onze relationele behoefte hebben genegeerd. Dat voelt in beide gevallen primair als jezelf in de steek gelaten en afgewezen hebben, en dat is pijnlijk.
Dat brengt met zich mee dat er naast verlangen naar een waarachtig bestaan heel veel zelfcompassie nodig is om überhaupt de splitsingen in beeld te brengen. Als er niet voldoende zelfcompassie is, komen de splitsingen niet in beeld en blijft men gevangen. Zelfcompassie maakt het mogelijk de terugtrekkingen te zien als vormen van zelfbescherming, die gegeven de situatie het meest wijze was dat mogelijk was.
In dat verband is het model, waarbij we de innerlijke delen die het moeilijk hebben en die we afgesplitst hebben weeskinderen noemen, zeer bruikbaar. Het is bijzonder nuttig om geleidelijk de weeskinderen helder te krijgen die achter de verschillende vormen van het strategische en het teruggetrokken zelf schuilgaan en die via de zelfvergevingsmeditatie te benaderen. Alleen vanuit een combinatie van een hoge mate van zelfliefde aan de ene kant en van verlangen naar waarachtigheid en authenticiteit aan de andere kant laten de elementen van het teruggetrokken en het strategische zelf zichzelf zien. Belangrijk is om op een buitengewoon oprechte en tegelijkertijd liefdevolle en begripvolle manier jezelf in de spiegel te bekijken en veel geduld te hebben met jezelf.
Je kunt hieronder (gratis) het artikel in pdf opvragen.